Soms heb ik medelijden met zielenpoten die zich een onnoemelijke wijnkennis aanmeten, terwijl ze zich even onnoemelijk belachelijk maken met uitlatingen die met wijnkennis weinig te maken. Het wordt bij wijlen grappig, om niet te moeten zeggen dat ik mij vaak in een breuk moet plooien bij het aanhoren van een ernstige geuite wijnopinie, uitgesproken met een academisch uitgestreken gezicht, dat volkomen naast de kwestie is. De socioloog in mij laat aanvoelen dat dit binnen het degustatief wijnmilieu met een hogere frequentie wordt vastgesteld. Goed dat er wijngildes bestaan om de tsunami van onzinnigheden over wijn toch enigszins te kanaliseren.
Neem nu de surrealistische gebeurtenis die ik persoonlijk heb meegemaakt tijdens een ‘ernstig’ bedoelde wijnmeeting in Vlaanderen, die ik hieronder waarheidsgetrouw probeer te schetsen: – “Ah, mijnheer Erwin, ik ben blij u hier te mogen begroeten, want ik moet u echt feliciteren!” – “Feliciteren? Waarvoor, als ik dat vriendelijk mag vragen?” – “Welnu, ik heb heel recentelijk uwe pomerol gedronken en moet zeggen dat hij verrukkelijk was. Grote Klasse!” – “Euh, bedankt… maar dat moet een vergissing zijn. Ik maak geen pomerol.” – “Ah jawel, ‘k zal ik het toch wel weten zeker. Ik heb hem drie dagen geleden nog gedronken met een paar kenners. We hebben het uitvoerig over jou gehad.” – “Dat is vriendelijk, maar ik maak echt geen pomerol!” – “Maar mijnheer Erwin, je maakt een grapje! Je bent toch één van de Belgische wijnbouwers? – “Inderdaad, maar niet in Pomerol. Ik probeer iets leuks te maken in Vacqueyras.” – “Vacqueyras?” – “Euh ja” – “tiens, tiens… heb ik mij dan zo vergist? Maar zo’n grove fout is het ook weer niet, nietwaar. Vacqueyras ligt niet zover van Pomerol.” – “Dat zou ik niet durven zeggen. Als je op wereld-wijnniveau bekijkt zal je waarschijnlijk gelijk hebben. Maar in Frankrijk hebben beide appellaties niets met elkaar te maken. Zoals je weet ligt de ene in de Bordeauxregio en de ander in de zuidelijke Rhône.” – “Dat is best mogelijk, maar kwalitatief zijn ze goed met elkaar vergelijkbaar.” – “Hoe bedoel je?” – “Maar mijnheer Erwin toch! De merlotdruif komt toch even prachtig tot uiting in zowel de grote pomerols als in jouw vacqueyras?!”
Ik keek de man diep in zijn bruine ogen. Ik had plots volle goesting ze met mijn stevige rechter in mooi blauw om te timmeren. Mijn linker moest ik noodgedwongen bedwingen om hem niet de schedel in te slaan, omdat ik mij afvroeg of er wel degelijk hersencellen in zaten. Ik had absoluut geen zin om ruzie te maken met een zelf opgeblazen wijnkikker. In elke ruzie heeft de persoon met de grootste intelligentie altijd ongelijk. Meestal omdat hij zijn hersenen niet gebruikt om de ruzie te vermijden. Men verwacht van een hoofdredacteur én van een wijnbouwer én van nog wat andere dingen toch enigszins ‘tact’, voor zover tact te definiëren is als: alles denken wat je zou zeggen, zonder te zeggen wat je denkt. Sommige mensen verklaren erg nonchalant en met veel overtuiging veel te vlug dat ze wijnkenner zijn. De echte wijnliefhebbers weten wel beter. Hoe meer je over wijn weet, hoe groter het besef van uw bescheiden wijnkennis. Paul Claudel schreef ooit “Le vin est un professeur de goût et en nous formant à la pratique de l’attention intérieure, il est le liberateur de l’esprit et l’illumination de l’intelligence”.
Had ik toen maar onze wijnkikker geconfronteerd met de wijsheden van Claudel. Hij zou misschien tot het besef zijn gekomen dat bierdrinken meer zijn ding zou kunnen zijn. Het plezante aan bierdrinken is dat je nooit hoeft te kijken van welk jaar hij afkomstig is, laat staan je je hoofd moet pijnigen met de grote diversiteit aan druivenrassen en appellaties. Dit zou voor de kwakende wijnkikker een hele stap vooruit zijn. Met alles wat hij niet weet over wijn, zou ik hopen redactionele tekstjes kunnen schrijven waar iedereen trots op zou zijn. Tegen dergelijke mislopen wijnderivaten (met nadruk op vaten) heb ik vaak zin om mijn twee wijnwijsheden te verklappen. Ten eerste: iedereen kan een wijnkenner worden als hij maar deskundig probeert. Ten tweede: iedereen is min of meer een uitzondering op deze regel. Zelfs wijnsnobs zouden op het eerste gezicht vereerd zijn met zo’n repliek. Of opgeblazen wijnkikkers nu onder dezelfde noemer moeten worden geplaatst als wijnsnobs, weet ik niet echt. Een echte snob is iemand die in de vroegte stiekem opstaat om zijn enige leeggedronken en geëtaleerde fles Mouton Rotchild bij te vullen met een surrogaatwijn en tegelijkertijd zijn Millet-vest oppompt. En eerlijk gezegd heb ik in het degustatief milieu nog niet veel Millet-jassen zien opduiken.
Het is trouwens naar mijn bescheiden mening geen ideaal kledingstuk om te degusteren in wijnkelders of in proeflokalen. In de Vlaamse Wijngilde heb ik ze nog nooit eerder gezien, wat mij uiteraard gunstig stemt. De boodschap is duidelijk. Los van de geaardheid van het beestje is het duidelijk dat er nood is aan een goede wijneducatie. Als er iets is waarmee de huidige generatie van wijngildebroeders mee bezig zijn, dan is het wel dat. Ik koester misschien de illusie dat commanderijen al lang geen kweekvijvers meer zijn voor kwakende wijnkikkers. Ook op dit vlak wenst de Vlaamse Wijngilde iets aan zijn imago te doen. Onze opzet op dit vlak begint aardig te lukken, wanneer ik de enthousiaste reacties mag geloven aan onze stand tijdens de Megavinobeurs. Dat we daar tussen twee wijnopleidingsinstituten werden opgesteld is geen toeval. Oefeningen met de Syntra-centra, de ken wijn-wedstrijden, onze webinformatie, de vinoforums, het nieuwe idee van de CommanderijCup en misschien ook wel de inspanningen via dit magazine hebben de bescheiden ambitie onze wijnkennis aan te scherpen. Maar nederigheid blijft de rode draad in ons verhaal. Om even snobistisch uit de bocht te gaan, nog even dit: belangrijk zou ik Ken Wijn-magazine niet willen noemen. Maar ik ben er wel van overtuigd dat, indien ons magazine het levenslicht niet zou gezien hebben, iedereen zou willen weten waarom niet. Veel verrijkend leesgenot met editie 8.